
An English summary of this report is below. The original report, published in Dutch in NRC, follows.
International aid organizations left Sudan when the fighting began a year and a half ago. Now, Sudanese youth are trying to keep starving civilians alive through emergency relief spaces.
In de oorlog in Soedan houden jongeren met soepkeukens de mensen in leven
De internationale hulporganisaties verlieten Soedan toen daar anderhalf jaar geleden de gevechten begonnen. Jongeren proberen nu de hongerende burgers in leven te houden. „Voedsel wordt door beide partijen gebruikt als een wapen.”
Nu het regenseizoen voorbij is in Soedan, worden de oorlog én de hulp hervat. De opgedroogde zandwegen maken groot-schalige oorlogshandelingen weer moge-lijk en in de modder vastgelopen vracht-wagens kunnen weer rijden om de slacht-offers bij te staan.
Met name het regeringsleger van presi-dent Abdel Fattah al-Burhan heeft de af-gelopen weken zijn offensief tegen de pa-ramilitaire Rapid Support Forces (RSF) van Mohamed Hamdan Dagalo –b e ke n -der onder de naam Hemedti –o p ge vo e rd met luchtaanvallen in onder meer de re-g i o’s Noord-Darfur en Noord-Kordofan. Ook Hasaheisa, een stad gelegen in de staat Gezira ten zuiden van Khartoem, waar veel RSF-militanten zijn gestatio-neerd, werd maandag onder vuur geno-men.
Volgens de Soedanese mensenrechten-organisatie Emergency Lawyers kwamen daarbij ruim honderd mensen om. Het re-geringsleger, gesteund door onder meer Egypte en Iran, heeft nog geen enkele grote overwinning behaald. Bij het begin van het droge seizoen en de opgelaaide ge-vechten slaagden ze er in één brug van de Nijl over te steken, maar verder wonnen de regeringstroepen nauwelijks terrein op de RSF. Nog steeds controleert het RSF, ge-steund door de Verenigde Arabische Emi-raten, het grootste deel van het grondge-bied. In totaal zouden inmiddels meer dan 150.000 burgers door honger en geweld om het leven zijn gekomen.
In wat mogelijk de grootste humani-taire crisis ter wereld is, spelen echter niet de grote internationale hulporganisaties een hoofdrol. Zij verlieten de hoofdstad Khartoem toen daar anderhalf jaar gele-den de gevechten begonnen. De twee strij-dende partijen dwarsboomden vervol-gens daarna internationale pogingen om noodhulp binnen te brengen, of ze stalen goederen.
Noodkeukens
Het zijn Soedanese jongeren in noodhulp-ruimtes die hongerende burgers in leven houden. Van deze zogeheten Emergency Response Rooms —opgezet in verlaten loodsen, op schoolterreinen en binnen-plaatsen van woningen —telt Khartoem zelf er zo’n 450, die een half miljoen fami-lies assisteren. Ook buiten de hoofdstad zouden verspreid over het hele land hon-derden andere keukens zijn opgezet. Sinds kort krijgen de noodcomités in de westelijkte regio Darfur ook hulp van bui-tenlandse organisaties. Om al deze plek-ken te kunnen bereiken, manoeuvreren handelaren door een reeks wegversper-ringen van milities om commerciële acti-viteiten gaande te houden.
„Het is verbazingwekkend hoe Soeda-nezen nog steeds manieren vinden om el-kaar te helpen”, prijst een buitenlandse hulpverlener de zogenoemde noodkeu-kens. „Voedsel wordt door beide partijen gebruikt als een wapen”, zegt de hulpver-lener die anoniem wil blijven.
Vracht wagenchauffeurs riskeren hun leven om ons handelswaren te leveren
Al-Sadiq Fador, handelaar
De Soedanese noodcomités proberen het vacuüm op te vullen dat door de hulp-blokkades is ontstaan. Op plekken waar de vernietiging groot is en de bombardemen-ten en gevechten hevig zijn, brengen soepkeukens soelaas. De destructie in Khartoem en de satellietsteden Omdur-man en Bahri maakt een normaal leven onmogelijk. Woningen en hoge gebouwen zijn ingenomen door scherpschutters. Daarnaast houdt de langdurige hongercri-sis in Soedan aan.
„Zonder de Soedanese noodcomités waren we niet in staat geweest om iets te doen aan de uiterst kritieke voedselsitua-t i e”, vertelt de hulpverlener. De soepkeu-kens worden financieel ondersteund door internationale hulporganisaties. Alleen kwam die samenwerking moeizaam op gang. Want ter verantwoording van de be-steding van hun gelden moeten de hulpor-ganisaties strikte regels naleven. In een vernietigingsoorlog zoals in Soedan, waar actoren van buitenaf nauwelijks meer bij de brandhaarden kunnen komen, vallen die regels niet na te komen. „We sluiten een overeenkomst met ieder voedselco-mité en maken dan geld over. Ook maken Soedanezen in de diaspora geld over. Daarmee proberen ze plaatselijk voedsel te kopen”, vertelt de hulpverlener. Als het lukt, serveren de soepkeukens een warme maaltijd – meestal een magere pap van sorghum, linzen of bonen –één of twee keer per dag.
Acute honger
De soepkeukens komen voort uit de Ver-zetscomités, die aan de basis lagen van de volksopstand die in 2019 de dertig jaar oude moslimfundamentalistische dicta-tuur van president Omar el Bashir ten val bracht. Volgens de Verenigde Naties er-vaart meer dan de helft van de bevolking van Soedan –25,6 miljoen mensen –ac ute honger en hebben zij dringend hulp no-dig.
De noodcomités zouden niet kunnen werken zonder de inzet van handelaren. Soedan is beroemd om zijn transportsec-tor. Aftandse maar mooi beschilderde vrachtwagens dringen op soms weken-lange reizen door tot vrijwel alle uithoe-ken van het moeilijk begaanbare land, overal valt wel iets te verhandelen. De oor-log bemoeilijkt het reizen maar op be-perkte schaal gaat de handel door.
„Vrachtwagenchauffeurs riskeren hun leven om ons handelswaren te leveren”, vertelt handelaar Al-Sadiq Fador (30) per telefoon vanuit het stadje Adilla in de re-gio Oost-Darfur. Van beroep is Fador le-raar, maar alle scholen in Soedan hebben inmiddels hun deuren gesloten, of zijn toevluchtsoord geworden voor ontheem-den. „Onze regio staat onder controle van de RSF, maar bij veel wegversperringen zwaaien geallieerde milities [van beide partijen] de scepter”, vertelt hij. De con-troleposten bestaan uit stukken hout die op autobanden zijn gelegd en worden be-mand door losbandige militieleden met AK-47-geweren, die honderden dollars ei-sen om je te laten passeren. „Vr a c ht w a -gens gaan landbouwproducten uit onze regio verhandelen in Noord-Soedan. Dan moeten ze eerst bij de RSF belastingen be-talen en vervolgens bij het regeringsleger. Ze moeten zelfs een religieuze belasting betalen.”
Zowel de RSF als het regeringsleger richten hun pijlen op de vrijwilligers van soepkeukens. Vóór de oorlog trokken het RSF en het regeringsleger op om de Ver-zetscomités te ontmantelen. Nu tonen ze zich uiterst wantrouwig jegens de mensen van de soepkeukens. Beide partijen exe-cuteerden vrijwilligers op verdenking te heulen met de vijand. Tegelijk zijn de voedselblokkades onderdeel van de mili-taire strategie in deze oorlog. De strij-dende partijen willen voorkomen dat voedsel alle gebieden bereikt, ook die van de vijand.
Internationale organisaties hebben al-tijd een grote rol gespeeld bij het afleveren van hulp tijdens de lange reeks oorlogen die Soedan sinds haar onafhankelijkheid in 1956 heeft gekend. De aanwezigheid van hulporganisaties gaf rebellen legitimi-teit. Door met ze samen te werken en voedsel in hun gecontroleerd gebied te le-veren groeiden ze in status, onder de be-volking en bij de buitenlandse donoren. Dit wil de regering nu voorkomen bij het RS F.
Vrede steeds verder weg
Een oplossing voor het conflict lijkt steeds verder buiten bereik, mede door de groei-ende versplintering van het strijdtoneel. Zowel de RSF als het regeringsleger zetten milities in, terwijl ook buurlanden als Eritrea en Tsjaad zich steeds nadrukkelij-ker mengen in de gevechten. De RSF, oor-spronkelijk afkomstig uit Darfur in het westen van Soedan, verraste begin dit jaar door zijn operaties uit te breiden naar ge-bieden ten oosten van de Nijl. Daar leek het regeringsleger aanvankelijk een sta-biele positie te hebben. De RSF wist zijn terreinwinst mede te behalen door lokale strijders te ronselen, die als beloning mochten plunderen. Beide partijen zeg-gen nog lang te willen doorvechten en to-nen nauwelijks interesse in vredesbespre-kingen. Die realiteit zorgt ervoor dat de noodzaak voor de noodhulpruimtes voor-lopig blijft bestaan.
Over de foto’s: Levensgevaarlijk land
Soedan is voor journalisten een levensgevaarlijk land om te wer-ken en voor internationale ver-slaggevers nauwelijks binnen te komen . Volgens de VN zijn in ruim een jaar tijd twintig werknemers van media omgekomen. Een orga-nisatie van journalisten, Sudanese Journalist Syndicate, meldde in mei dat er in een jaar tijd 26 kran-ten, minstens tien radiostations en zes tv-stations zijn gesloten. Ge-bouwen van mediabedrijven wer-den geplunderd en vernield.
De Franse fotograaf Arthur Larie lukte het om in augustus in Khartoum en het vlakbij gelegen Omdurman de verwoestingen, de strijd en de vele slachtoffers vast te leggen. „Te midden van deze chaos ontmoette ik ook veer-krachtige mensen die overal in het land probeerden het leven in hun gemeenschap te verbeteren.”


